Rüsselsheim is onlosmakelijk verbonden met Opel. Het hoofdkantoor staat er en ook de belangrijkste Opel-fabriek is in de stad te vinden. Hoe begon deze innige band? Deze maand ging de nieuwe Opel Astra in productie. Een mooie aanleiding om eens te kijken naar de historie van de Opel-productie in Rüsselsheim.
Het begin: naaimachines en fietsen
In 1862 werd Opel opgericht door Adam Opel. Hij is de zoon van Philipp Wilhelm Opel, een slotenmaker uit Rüsselsheim. Adam loopt stage bij zijn vader, maar gaat uiteindelijk samen met zijn broer Georg werken bij een naaimachinefabriek in Frankrijk. In 1862 gaat Adam naar een andere naaimachinefabriek, maar keert nog datzelfde jaar terug naar zijn vader in Rüsselsheim om daar zelf eigen, Opel-naaimachines te produceren.
Helaas overlijdt Adam in 1985. Het merk Opel is dan al uitgegroeid tot een volwaardige naaimachinefabrikant. Zijn vrouw en hun vijf zonen zetten het bedrijf voort. Toch wordt in 1900 duidelijk dat naaimachines niet de toekomst zijn. Gelukkig zagen de zoons al in 1886 brood in het maken van fietsen, waardoor de 120 werknemers van de Opel-fabriek zowel naaimachines als fietsen produceren. Na 1900 blijken de fietsen een groot succes. Een grote fabrieksbrand legt in 1911 de productie stil, maar in de jaren daarna groeit Opel uit tot de grootste fietsenfabrikant ter wereld.
Gemotoriseerd vervoer
Naast de productie van fietsen en naaimachines, worden van 1902 tot 1907 en vanaf 1910 worden ook gemotoriseerde fietsen geproduceerd. Daarnaast experimenteren de zoons ook met de bouw van een auto. In 1899 nemen ze een autofabriek over en introduceren nog hetzelfde jaar de Opel Patentmotorwagen ‘System Lutzman’, naar de vorige eigenaar van de fabriek. In 1902 gaat Opel een samenwerking aan met het Franse Darracq, maar in hetzelfde jaar komt Opel ook met een volledig zelf ontwikkeld en geproduceerd model, de 10/12 PS. De zaken gaan goed en vanaf 1907 mag Opel zich zelfs hofleverancier van keizer Wilhelm II noemen.
Grote groei
De genoemde fabrieksbrand in 1911 verwoest de fabriek, maar dat blijkt juist een mooie kans. De fabriek wordt weer opgebouwd met de nieuwste technologieën, waardoor Opel al binnen een paar jaar uitgroeit tot de grootste Duitse fabrikant van gemotoriseerde voertuigen. In 1919 volgt een nieuwe uitbreiding. Ten zuiden van Rüsselsheim wordt een uitgebreide testbaan aangelegd. In 1924 volgt nog een grote investering, die lopendebandproductie in de fabriek mogelijk maakt.
Rond 1930 wordt Opel grootaandeelhouder van General Motors en begint de groei pas echt. In 1932 neemt Opel afscheid van de motorfietsenproductie. In 1936 vervalt ook de productie van gewone fietsen richt Opel zich volledig op de automarkt. Met succes: al in 1940 produceren ze de één miljoenste auto, de Kapitän. Zelfs in de oorlog kan men doorwerken. Personenautoproductie wordt verboden, maar Opel mag wel veel Blitz-vrachtwagens leveren aan het leger.
Wederopbouw
In 1944 wordt de Opel-fabriek in Rüsselsheim opnieuw volledig verwoest, deze keer door bommen van de geallieerden. In 1950 kan men de productie in Rüsselsheim weer opstarten. Gelukkig had Opel toen ook al een fabriek in Brandenbug an der Havel, die eerder opgestart kon worden. Met productie van de Blitz, maar al snel ook weer met personenauto’s die weer gretig aftrek vinden onder de bevolking.
Decennia van succes
De decennia daarna zitten nog altijd vers in het collectieve geheugen. Veel Opel-modellen waren namelijk straatbeeldbepalend, zo populair waren ze. Ook de fabriek in Rüsselsheim draaide dus overuren. Goed voor Opel, maar ook voor de werkgelegenheid in de omgeving. Vandaar dat Opel en Rüsselsheim een wederzijdse sterke band hebben. Door de grote vraag naar Opel-modellen zijn er nog meer Opel-fabrieken bijgekomen op verschillende plekken ter wereld, maar de fabriek in Rüsselsheim is altijd de belangrijkste gebleven. Met de productie van de nieuwe Opel Astra begint de fabriek aan een nieuw succesvol hoofdstuk.